Hoe is het weer?
Sardinië heeft een aangenaam Middellandse Zee klimaat met veel zon, zeer warme zomers en zelfs in de winter wordt het aan de kust zelden echt koud. Kortom, een zonnige vakantiebestemming!
Het Italiaanse eiland Sardinië is na Sicilië het grootste eiland in de Middellandse Zee. Het strekt zich uit over een oppervlakte van 24.090 km². De afstand van noord naar zuid bedraagt maar liefst 270 km en de afstand van het oost naar het west ligt rond de 150 km. In vergelijking met de andere eilanden in de Middellandse Zee ligt Sardinië dichter bij Tunesië (180 km) dan bij het Italiaanse vasteland, dat zich op 190 km afstand bevindt. Vlak boven Sardinië, op slechts 16 km afstand en gescheiden door de straat van Bonifacio, ligt...
het Franse buureiland Corsica.
Over het algemeen is het gedurende het hele jaar aangenaam vertoeven op Sardinië. Het subtropisch mediterraan klimaat zorgt voor droge en vaak lange warme zomers en voor milde vochtige winters. Sneeuwval komt alleen voor in de hoger gelegen gebieden in het binnenland gedurende de wintermaanden. Van december tot en met februari kent Sardinië een milde winter, maar vaak wel met een hoge vochtigheidsgraad. In de maanden maart en april kun je de lente alweer voelen. De maanden mei en juni kennen overdag over het algemeen aangename temperaturen en lekker frisse nachten. In juli, augustus en september is het over het algemeen zeer warm, met temperaturen die kunnen oplopen tot gemiddelde 30 à 35 ºC. Oktober en november zijn heerlijke nazomermaanden. In deze periode kun je overdag vaak nog genieten van aangename temperaturen, voordat de winter het weer overneemt.
Even terug in de tijd
Sardinië is door de eeuwen heen in handen geweest van vele volken. Nuraghe en Domus de Janas zijn de oudste sporen die wijzen op menselijke activiteit in Sardinië.
Prehistorische stammen hebben in Sardinië gewoond en indrukwekkende monumenten nagelaten, zoals bijvoorbeeld de "Domus de Janas" uit de neolithische tijd en de "nuraghe", complexen opgebouwd uit grote losse stenen die werden gebruikt als torens of burchten. Later kwamen de Feniciërs en de Carthagers (500 v. Chr.) gevolgd door de Romeinen, de Vandalen, de Byzantijnen en, in de 11e eeuw, de Saracenen.
Aan het begin van de 8e eeuw voor Christus stichtten de Feniciërs een aantal steden...
op Sardinië: Tharros, Bithia, Sulcis, Nora en Karalis (Cagliari). De Feniciërs kwamen oorspronkelijk uit het gebied dat tegenwoordig Libanon heet en dreven handel in het Middellandse zeegebied. Ze richtten in het hele gebied nederzettingen op. Sardinië nam een speciale plaats in door de ligging ten opzichte van Carthago (bij het huidige Tunis), Spanje, de Rhone delta en het gebied van de Etrusken (delen van Noord-Italië). In die tijd was de mijnstreek rond Iglesias al belangrijk voor de winning van metalen zoals zink en lood. De steden lagen op strategische punten, vaak op schiereilanden of eilanden voor de kust, zodat deze gemakkelijk verdedigd konden worden. Na de Feniciërs namen rond 550 v. Chr. de Puniërs (uit de oorspronkelijk Fenicische kolonie Carthago) de macht over. De Puniërs breidden hun invloed uit in een groot deel van Sardinië. Daarna namen de Romeinen Sardinië over in 238, waarmee ze een redelijk ontwikkelde stedelijke cultuur en infrastructuur in handen kregen. Voor de Romeinen was Sardinië samen met Sicilië de graanschuur voor de stad Rome, totdat ze Egypte veroverden. De Punische cultuur bleef vrij sterk aanwezig op Sardinië, ook onder het Romeinse bestuur. Tharros, Nora, Bithia, Antas en Monte Sirai zijn nu archeologische vindplaatsen waar de oude architectuur en stadsplanning nog goed te zien is, terwijl Karalis uitgroeide tot de huidige hoofdstad van Sardinië: Cagliari.
Na de val van het West-Romeinse Rijk, na de grote volksverhuizing, werd Sardinië onderworpen aan verschillende overheersingen. Vanaf 456 bezetten de Germaanse Vandalen het eiland vanuit Noord-Afrika, waarna de Byzantijnen het ongeveer 80 jaar later "bevrijdden". Vanaf 711 vielen de Arabieren regelmatig het eiland aan. Om die reden werd in de 9e eeuw Tharros verlaten, na meer dan 1800 jaar bewoning, en het huidige Oristano gebouwd. In de strijd tegen de Arabieren werd de hulp ingeroepen van de Maritieme republieken Pisa en Genua. Vanaf 1063 vormde er zich een politiek bestel, uniek voor de geschiedenis van Sardinië, waarin het territorium verdeeld werd in "giudicati" (rechtsgebieden). De meest markante figuur uit de late Middeleeuwen was Eleonora d'Arborea, de vrouw die de grondslag legde voor het wetsbestel dat tot 1827 geldig bleef, de Carta de Logu. In dezelfde periode nam de invloed van de Spaanse Aragonezen toe, totdat de Spanjaarden Sardinië binnendrongen. Uit deze tijd stammen de zogenaamde Aragonese torens die langs de kust werden gebouwd ter bescherming van het eiland tegen de Arabieren. Op de plaatsen van de oude Fenicische steden, die op strategische punten liggen, kan men deze torens nog terugvinden, vaak gebouwd met de stenen van de oude bouwwerken. Een mooi voorbeeld van dit hergebruik is nog terug te vinden in de kerk van Santa Giusta bij Oristano, waar men de Fenicische stad Othoca heeft teruggevonden.
Van 1718 tot 1861 (de eenwording van Italië) vormde Sardinië samen met Piëmonte het Koninkrijk Sardinië. De ontwikkeling van de infrastructuur verliep langzaam. Onder Karel Felix werd de belangrijkste verkeersader van noord naar zuid aangelegd, de Strada Statale, die nu nog zijn naam draagt: Strada Statale "Carlo Felice". In 1883 verbonden de eerste treinen Cagliari met Sassari, de 2 belangrijkste steden van Sardinië. Onder Mussolini werden de moerassen bij Oristano drooggelegd en werd de basis gelegd voor de meest succesvolle landbouwgemeenschap op Sardinië, Arborea. Ook stichtte Mussolini Carbonia, zo genoemd vanwege de rijke steenkoolmijnen ("carbone") in dit gebied. In de tijd na de Tweede Wereldoorlog nam het belang van de steenkool af en die van de toeristische sector toe.
Gevarieerd landschap
Hoge bergen met uitgestrekte bossen, witte droomstranden met glashelder water, glooiende heuvels met adembenemende panorama’s. Sardinië, natuurlijk afwisselend!
Het landschap in Sardinië is zeer afwisselend: de prachtige kuststroken met talloze witte zandstranden, baaien en de helderblauwe zee staan in schril contrast met het ruige binnenland. Vlakke kusten lopen langzaam over in glooiende heuvels en komen uit in hoge dichtbegroeide bergen in het binnenland. De hoogste bergen, de Punta la Marmora met 1834 meter en de Bruncu Spina met 1829 meter hoogte, behoren tot de Gennargentu. Dit gebergte loopt dwars door het binnenland van noord naar zuid. In het zuiden loopt de Gennargentu over in het Gerreigebergte en in het noorden in de Monte di Alba. In het zuidwesten vind je het Iglesientegebergte en het Capoterragebergte. De kustlijn van meer dan 1800 kilometer lang bestaat ...
uit kleine baaien met schelp-, zand- en kiezelstranden.
De rivieren Coghinas, Mannu en Flumendosa doorkruisen het eiland, maar staan door hoge temperaturen en weinig regenval vaak zonder water. De rivier de Tirso voedt het grootste kunstmatige meer dat als watervoorraad voor het eiland dient. Sardinië heeft maar één rivier waar scheepvaart over een lengte van 6 kilometer mogelijk is: de Temo in Bosa.
Grote zoutmeren zijn o.a. te vinden in Cagliari en Cabras. Hier vind je de flamingo’s en vele andere vogelsoorten die houden van brak water. Het zoutmeer bij Macchiareddu is, in tegenstelling tot de zoutmeren van Cagliari en Cabras, nog steeds in gebruik voor het winnen van zout.
Traditierijk Sardinië
De Sarden hechten veel waarde aan hun taal, tradities en gebruiken. Dit kun je ook goed zien tijdens dorpsfeesten, waarbij de traditionele kostuums voor een kleurrijk spektakel zorgen.
Sardinië is één van de gebieden in Europa met een zeer lage bevolkingsdichtheid. De totale populatie bedraagt ongeveer 1.644.000 inwoners. De meeste Sardijnen wonen in en rondom de steden.
Het Italiaans is sinds het begin van de 18e eeuw de officiële taal van het eiland, maar Sardinië heeft ook een eigen taal: het Sardisch, waarbij iedere streek ook nog eens een eigen dialect heeft. Het Sardisch wordt vandaag de dag nog steeds gesproken door een groot deel van de bevolking. Zeker in de wat afgelegen bergdorpjes wordt in het ...
Sardisch nog veel gesproken. De streek rondom Alghero vormt een uitzondering; de bewoners spreken hier naast het Italiaans ook Catalaans. Op het zuidwestelijk gelegen eilandje Carloforte wordt een Genuees dialect gesproken. In de toeristische gebieden zijn Engels en Frans de meest gesproken vreemde talen.
De traditionele klederdracht in Sardinië, van Spaanse en Moorse oorsprong, is uiterst kleurrijk en vol met borduursels en andere versieringen. De kleding was niet alleen een verklaring voor de geografische afkomst van de drager, maar was ook een indicatie voor de plaats die hij/zij innam in de maatschappij. De traditionele kostuums en de diverse ornamenten zijn nog steeds een zeer belangrijk element tijdens Sardische feesten. In de afgelegen dorpjes worden deze ook vaak dagelijks gedragen. Er zijn meer dan 400 verschillende klederdrachten op het eiland. Tijdens dorpsfeesten en festiviteiten kleuren de vele kostuums de straten. Deze festiviteiten gaan altijd samen met traditionele muziek en dans, én niet te vergeten met diverse lekkernijen. Het is meer dan de moeite waard om eens zo'n evenement bij te wonen!
Her-leef Sardinië
Veel inwoners van Sardinië zijn actief in de visserij, veeteelt en landbouw of voeren deze activiteit uit op een eigen stukje land. Mede hierdoor kun je op het eiland nog volop genieten van pure producten.
Sardinië is sinds 8 maart 1949 een autonome staat van Italië. Het eiland werd in eerste instantie in vier provincies verdeeld, maar aangezien in de politiek werd gesproken over een oneerlijke verdeling is dit veranderd in maar liefst 8 provincies. Naast de provincies Cagliari, Sassari, Nuoro en Oristano zijn er nog 4 toegevoegd: Olbia-Tempio, Ogliastra, Medio Campidano en Sulcis-Iglesiente.
De industrie en de agrarische sector zijn de meest belangrijke inkomstenbronnen van Sardinië. Zo worden onder andere graan, druiven, citrusvruchten, olijven en amandelen verbouwd. De veestapel bestaat uit ca. 2,5 miljoen schapen en 2 miljoen runderen. Dit is ongeveer een kwart van ...
het totaal in heel Italië. Maar liefst 15% van de beroepsbevolking werkt in de agrarische sector.
In de kustgebieden van Alghero, Cagliari, Cabras, Carloforte, Sant'Antioco en Tortoli wordt veel gevist naar tonijn, kreeft en zeebaars. Dit is een grote bron van inkomsten voor Sardinië. Met name het zuidwestelijk gelegen eilandje Carloforte is zeer bekend vanwege de tonijnvangst. Het wordt daarom ook wel het "tonijneiland" genoemd. Deze tonijn wordt over de hele wereld geëxporteerd, en dan met name naar Japan.
Daarnaast is de streek Sulcis-Iglesiente bekend vanwege de vele mijnen (mangaan, marmer, ijzer, koper, lood, zink en zilver) en Sarroch vanwege de olieraffinaderijen. Hier werkt ca. 30% van de beroepsbevolking. Van belang zijn verder nog de productie van textiel, kurk en voedingsmiddelen en de verwerking van lood en zink.
In de dienstensector, o.a. overheid en toerisme, is ca. 40% van de beroepsbevolking werkzaam. Het toerisme is een groeisector en zorgt in toenemende mate voor werkgelegenheid.
Pane, pasta en dolci
Op Sardinië is lekker eten heel belangrijk, bij voorkeur gerechten bereid met ingrediënten uit eigen streek. Met z’n allen aan een lange tafel smullen van het lekkers wat La Mamma gekookt heeft.
De Sardijnse keuken is een vrij eenvoudige mediterrane cuisine waarbij de nadruk wordt gelegd op het gebruik van lokale ingrediënten, zoals brood, melk, kaas, vlees en vis. De dag wordt gestart met een eenvoudig ontbijt bestaande uit koffie of melk en een zoet broodje, om vervolgens rond een uur of 1 uitgebreid te gaan zitten voor een goed vullende "pranzo". Meestal wordt het bij het diner, "la cena" wat rustiger aan gedaan door het bord pasta over te slaan. Zoals eigenlijk in heel Italië speelt ook in Sardinië eten een hele belangrijke rol: de Sardijnen delen hun maaltijd bij voorkeur met vrienden en familie.
Het meest bekende Sardische brood is "Pane carasau". De productie van Pane carasau is redelijk bewerkelijk en dat laten de Sardijnen graag aan de bakkers over. Pane Carasau kan ...
eenvoudig zo gegeten worden, maar als je het besprenkelt met wat olijfolie en zout en dan nog even terug in de oven stopt, is het helemaal af. Wanneer je het in water weekt, krijgt het brood zijn oorspronkelijke elasticiteit terug. Het kan dan, als een soort lasagne met verschillende soorten vulling, in een ovenvaste vorm worden gebruikt. De meest geliefde bereiding is "pane fratau", waarbij het platte brood wordt belegd met tomatenpuree en gepocheerde of spiegeleieren en geraspte kaas. Intussen heeft het Pane carasau zijn weg naar de gerenommeerde restaurants in de drukbezochte toeristengebieden gevonden, waar het brood in stukken wordt gebroken, licht met olie wordt bestreken en met grofkorrelig zout wordt bestrooid. Natuurlijk zijn er naast deze krokante broodsoort ook typische zachte Sardische broodsoorten, zoals "il coccoi" en "il civraxiu".
De Sardijnen zijn meesters in het maken van kaas en op iedere tafel is tijdens de lunch of het diner tenminste één kaassoort aanwezig. De meest bekende is ongetwijfeld de "pecorino", die zijn naam te danken heeft aan de schapen ("pecore") die verantwoordelijk zijn voor de melk die gebruikt wordt in de bereiding. Deze kaas is zowel als jonge, oude of zeer pittige kaas te verkrijgen en wordt geraspt gebruikt om een pastagerecht op smaak te brengen. De verse pecorino en de zeer zachte ricotta worden overigens ook gebruikt in diverse traditionele koekjes.
Naast de klassieke Italiaanse pastagerechten heeft Sardinië ook een eigen traditioneel pastagerecht: "malloreddus", dat bestaat uit tarwegries dat met zout en lauwwarm water wordt aangemaakt. Na het kneden wordt het deeg in dunne reepjes gesneden, platgedrukt en vervolgens licht met de duim gerold en over een geribbeld plankje getrokken, wat voor het typisch geribbelde aanzien zorgt. Een eenvoudige tomatensaus gevuld met "salsiccia" (worst) en de geraspte pecorino mogen hierbij niet ontbreken.
Veel Sardijnse gerechten stammen uit oude tradities. Toen de schaapherders er vroeger met hun kuddes op uit trokken, bleven ze vaak maandenlang in de bergen, ver weg van hun familie en van een goed ingerichte keuken. Onderweg moesten ze met eenvoudige middelen koken - als ze tenminste niet alleen maar kaas, worst en droog brood wilden eten. Omdat de mannen geen potten en pannen of kruiden mee konden nemen, roosterden ze vlees aan een uit hout gesneden spies. Kruiden vonden ze onderweg en met het vlees van varken, kalf, geit en lam bereidden zij een eenvoudig maar smakelijke maaltijden. Ook vandaag de dag hebben gegrild en geroosterd vlees een vaste plaats op het menu. Een vers klaargemaakt speenvarken is nog steeds het hoogtepunt van ieder (dorps)feest.
Dankzij de ligging midden in de Middellandse zee wordt er op Sardinië veel vis gevangen, die daarna vers bereid wordt in de Sardische keukens. In de omgeving van Alghero is kreeft "alla catalana", die gekookt wordt op een bedje van verse tomaten, ui en olijfolie, een belangrijk gerecht. Een andere Sardische specialiteit is "bottarga": gezouten eitjes (kuit) van de harder, die tussen houten planken geperst worden om vervolgens op een koele, luchtige plaats te drogen. De bottarga wordt in plakjes geserveerd op geroosterd brood of geraspt over pastagerechten samen met olijfolie en knoflook.
Elke streek kent verschillende lokale zoetigheden, maar de traditionele "sebadas" wordt over het hele eiland aangeboden. Dit gerecht bestaat uit een dubbelgeklapte gefrituurde plak van pastadeeg, gevuld met kaas, die naar wens wordt bedekt met bittere of zoete honing. Bij de koffie mogen uiteraard de typisch Sardische koekjes niet ontbreken. Buon appetito!